Spring naar content

Beperking liquidatie en stakingsverliesregeling

Op grond van de Wet vennootschapsbelasting wordt een liquidatieverlies van een deelneming (binnenlands of buitenlands) eerst op het tijdstip waarop de vereffening is voltooid in aanmerking genomen. Voor buitenlandse vaste inrichtingen geldt een vergelijkbare regeling. We vertellen u graag meer.

De bepalingen in de wet geven u, als belastingplichtige, de mogelijkheid het in aftrek brengen van het liquidatie- c.q. stakingsverlies ten laste van de Nederlandse winst te plannen. Door de vereffening pas te voltooien in een jaar waarin er in het jaar zelf of in het voorafgaande jaar voldoende belastbare winst is behaald kan het liquidatie- c.q. stakingsverlies onbeperkt (in plaats van maximaal 6 jaar) daadwerkelijk worden verrekend. Sommige grote internationale ondernemingen maken van deze wettelijke regeling gebruik. Deze mogelijkheid tot planning is in de ogen van de initiatiefnemers en het kabinet ongewenst.

Binnenkort is het voor een vennootschap niet meer mogelijk om het tijdstip waarop een liquidatie- of stakingsverlies in aftrek kan worden gebracht naar willekeur te plannen. Dat geldt voor alle belastingplichtigen ongeacht de hoogte van het liquidatie- en stakingsverlies. Het liquidatie- c.q. stakingsverlies moet voortaan uiterlijk in het derde jaar dat volgt op het jaar waarin de betreffende onderneming (nagenoeg) geheel is gestaakt in aftrek worden gebracht. Als de belastingplichtige aantoont dat het niet voldoen aan deze voorwaarde niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van belastingheffing is een langere periode van verliesverrekening mogelijk.

Naast deze tijdelijke beperking worden liquidatie- en stakingsverliezen voor zover de omvang daarvan groter is dan 5 miljoen euro per deelneming c.q. staat en die verliezen opkomen buiten de EU/EER in het geheel niet meer in aanmerking genomen (territoriale beperking). In de oorspronkelijke versie van het wetsvoorstel bestond voor liquidatie- c.q. stakingsverliezen van buiten de EU/EER recht op aftrek van liquidatie- en stakingsverlies bij een belang van meer dan 25% (materiële beperking). Dit is in het nieuwe wetsvoorstel gewijzigd naar: een doorslaggevende invloed van de moedermaatschappij in een deelneming. Dit betekent, afgezien van afwijkende stemverhoudingen, dat in principe een belang van 50% is vereist. Is het belang kleiner dan 50%, dan is een liquidatie- of stakingsverlies (voor liquidatie- c.q. stakingsverliezen van buiten de EU/EER) niet aftrekbaar. 

In vergelijking met het oorspronkelijke voorstel is de drempel voor het in aanmerking nemen van liquidatie- en stakingsverliezen nu verhoogd van 1 miljoen Euro naar 5 miljoen Euro. Hierdoor zullen minder Nederlandse bedrijven tegen een beperking van de verrekening van verliezen aanlopen. Echter, een liquidatie- of stakingsverlies voor deelnemingen c.q. belangen buiten de EU/EER is boven deze drempel niet langer aftrekbaar wanneer er geen doorslaggevende zeggenschap is. In de praktijk zal dit neerkomen op een belang van 50% of meer van de aandelen in een deelneming. Dit betekent een aanzienlijke verslechtering voor belastingplichtigen met een belang van minder dan 50%. Immers, geen aftrek van liquidatieverlies c.q. stakingsverlies meer.

Bij een langlopende staking, waarbij  de activiteiten over een lengte van jaren worden beëindigd, is het lastig te bepalen wanneer de onderneming (nagenoeg) geheel is gestaakt. Dit betekent substantiële hogere kosten van fiscale- en juridische begeleiding. De voorgestelde beperkingen van de liquidatie- en stakingsverliesregeling treden in werking op 1 januari 2021 waarbij de bepalingen voor het eerst van toepassing zijn op boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2021. Het wetsvoorstel voorziet bewust in een zeer beperkt overgangsrecht. Ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel zijn er substantiële gevolgen voor belastingplichtigen met belangen tussen de 25% en 50%. Als zij het liquidatieverlies nog in aftrek willen brengen dan moeten zij nu snel schakelen.