Spring naar content

Lagere belastinglatentie door rentevoordeel van doorschuiven

Wie een aanmerkelijk belang erft en daarbij de inkomstenbelastingclaim doorschuift, geniet als het ware een rentevoordeel. Het valt te verdedigen dat dit rentevoordeel de waarde van de belastinglatentie vermindert.

Een echtpaar is onder uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met elkaar getrouwd. Er is wel een finaal verrekenbeding. Op 3 december 2009 overlijdt de man. Zijn echtgenote en de kinderen zijn aangewezen als erfgenamen. Op grond van het finaal verrekenbeding is de helft van de waarde van de aandelen in een bv op de peildatum toe te rekenen aan de nalatenschap. De vrouw verkrijgt echter alle activa inclusief de aandelen in een bv. Maar daardoor heeft zij wel een overbedelingsschuld aan haar kinderen. Bovendien heeft zij de doorschuivingsregeling benut. Daarbij ontstaat tussen de vrouw en haar kinderen een meningsverschil over de waarde van de belastinglatentie. Een deskundige heeft de hoogte van de belastinglatentie als waardedrukkende factor bij de waardering van de aandelen berekend. Hij komt uit op een contante waarde van de aanmerkelijkbelangheffing van 25% van de waarde van de aandelen op 3 december 2009.

Maar de kinderen stellen dat de deskundige een fout heeft gemaakt. Hij heeft namelijk niet meegenomen dat de weduwe bij doorschuiven als het ware een renteloos krediet van de fiscus geniet. Dit betreft een privéschuld, die volledig los staat van het rendement van de bv. De kinderen begroten het rentevoordeel op 2,3% van het belaste bedrag per jaar. De contante waarde van de belastingclaim bedraagt volgens de kinderen 17,7% van het belastbare bedrag bij een tienjarig uitstel. Bij een uitstel van twintig jaar is de contante waarde 12,6% van het belastbare bedrag. Hof Arnhem-Leeuwarden stelt de kinderen echter in het ongelijk. Het doorschuiven van de afrekening met de Belastingdienst is gunstig voor de liquiditeitspositie van de weduwe. Doorschuiven is echter niet gunstig voor haar vermogenspositie. Bij een latere afrekening is immers ook het bedrag gestegen waarover men inkomstenbelasting betaalt, zo redeneert het hof.


In cassatie hebben de kinderen meer succes. De Hoge Raad oordeelt namelijk dat het hof eraan voorbij gaat dat eventueel extra verschuldigde inkomstenbelasting betrekking heeft op rendement dat de bv na de peildatum maakt. Dat rendement komt uitsluitend toe aan de weduwe. Zonder nadere motivering valt daarom niet in te zien waarom de inkomstenbelasting over dat rendement niet volledig voor rekening van de weduwe komt. Bij het berekenen van de waarde van de aandelen op de peildatum kan best rekening worden gehouden met het rentevoordeel dat de weduwe geniet bij het doorschuiven van de inkomstenbelasting. Meer specifiek gaat het om het rendement dat tot aan de peildatum is gemaakt. Daarom verwijst de Hoge Raad de zaak door naar Hof Den Bosch.

Bron: Hoge Raad 22-04-2022 (ECLI:NL:HR:2022:583)