Spring naar content

Minister van Financiën beantwoordt vragen over het UBO-register

De Minister van Financiën heeft op 29 mei antwoord gegeven op de nadere vragen die enkele fracties in de Eerste Kamer hebben gesteld naar aanleiding van het rapport van de Raad van State. Onderstaand treft u de antwoorden aan op de vragen waarover wij u eerder informeerden.

Waarom moet het UBO-register openbaar zijn?

Vraag: Zou het doel van het UBO-register ook worden bereikt met een niet-openbaar UBO-register?

Antwoord: Zoals verwacht heeft de minister aangegeven dat de Europese richtlijn een openbaar register voorschrijft en de Nederlandse wetgever daarvan niet kan afwijken.

Invloed huwelijksgoederenregime op bepaling UBO

Vraag: Wat is de invloed van het huwelijksgoederenregime op de bepaling van de UBO? Is de in algehele gemeenschap van goederen gehuwde echtgeno(o)t(e) ook UBO?

Antwoord: De in algehele gemeenschap van goederen gehuwde echtgeno(o)t(e) van de aandeelhouder is wel gerechtigd tot de aandelen, maar zal in de praktijk geen zeggenschapsrechten kunnen uitoefenen zolang die partner niet als zodanig bekend is bij de vennootschap. In dat geval hoeft die partner ook niet als UBO te worden geregistreerd, aldus de minister.

Geldt de UBO-kwalificatie bij stichtingen op het moment van uitkeren of aan de hand van jaarrekening?

Vraag: Bij stichtingen moet als UBO worden geregistreerd diegene die in enig jaar meer dan 25% van het voor uitkering vatbare bedrag ontvangt. Hetzelfde geldt voor houders van cumulatief preferente aandelen (hierna: ‘cumprefs’) in een vennootschap. De beoordeling hiervan kan pas (lang) na afloop van het jaar – aan de hand van de jaarrekening – plaatsvinden. Tussentijds kan e.e.a. zijn veranderd, waardoor diegene niet langer is aan te merken als UBO. Geldt de kwalificatie als UBO dan op het moment van uitkering of zodra de beoordeling plaats heeft kunnen vinden aan de hand van de jaarrekening?

Antwoord: Bij stichtingen moet worden beoordeeld of de uitkering aan een begunstigde al dan niet meer bedraagt dan 25% van het voor uitkering vatbare bedrag in het voorafgaande jaar. Zodra de stichting vaststelt dat deze begunstigde in het voorafgaande jaar niet langer een uitkering van meer dan 25% van het voor uitkering vatbare bedrag ontvangt, kwalificeert de begunstigde niet langer als UBO.

Wat betreft de houder van cumprefs moet worden aangesloten bij de hoogte van de dividenduitkering (inclusief eventueel inhaaldividend over voorgaande jaren) op de cumprefs ten opzichte van het totaalbedrag dat wordt uitgekeerd.

Noemenswaardige punten nader toegelicht

Onderstaand treft u enkele andere noemenswaardige punten aan die door de minister nader zijn toegelicht:

  • de verplichte UBO-registratie geldt niet voor in het buitenland opgerichte vennootschappen of andere juridische entiteiten;
  • op termijn zullen de UBO-registers van alle EU-lidstaten met elkaar worden gekoppeld. Het Nederlandse register wordt dan ook toegankelijk voor burgers en opsporingsinstanties uit andere EU-lidstaten. De minister heeft verzekerd dat enkel de openbare gegevens voor hen toegankelijk worden;
  • UBO’s die verwachten dat de openbaarheid van het register een onevenredig risico met zich brengt, kunnen zich op voorhand bij de politie of het OM melden. De politie of het OM zal dan – mede rekening houdend met het openbare UBO-register – beoordelen of politiebescherming noodzakelijk is. Als politiebescherming wordt toegekend, kan ook worden verzocht om afscherming van de openbare UBO-gegevens;
  • naast een bestuurlijke of strafrechtelijke boete, kan een last onder dwangsom worden opgelegd indien niet aan de registratieplicht, terug meldplicht of meewerkplicht wordt voldaan. Hierdoor kan de geldelijke sanctie nog hoger zijn dan € 21.750,–.

Met de beantwoording van deze vragen lijkt het UBO-register op korte termijn daadwerkelijk te kunnen worden ingevoerd.  Op 16 juni 2020 vindt het plenaire debat in de Eerste Kamer plaats.