Spring naar content

Prinsjesdagspecial 2023 | belastingplan 2024

In deze Prinsjesdagspecial staan de belangrijkste voorstellen uit het Belastingplan 2024 en aanvullende wetsvoorstellen voor u op een rij. Veel voorstellen zijn al eerder aangekondigd, bijvoorbeeld in de Voorjaarsnota 2023.

Deze special is opgedeeld in de volgende onderwerpen:

De voorgestelde maatregelen zullen per 1 januari 2024 in werking treden, tenzij anders vermeld.

ONDERNEMINGEN

Investeringsfaciliteiten

Om energie-investeringen en investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen te stimuleren zijn er diverse investeringsfaciliteiten beschikbaar. De energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek en de willekeurige afschrijving voor milieu-investeringen zouden eindigen per 1 januari 2024. Deze regelingen worden nu echter verlengd tot en met 31 december 2028. Het percentage van de EIA wordt daarbij wel verlaagd van 45,5% naar 40%.

Tip! Maak waar mogelijk in 2023 nog gebruik van de EIA!


Verlaging MKB-winstvrijstelling

Het kabinet wil de MKB-winstvrijstelling verlagen van 14% naar 12,7%. De MKB-winstvrijstelling verlaagt de belastbare winst. Als de onderneming verlies lijdt, verkleint de MKB-winstvrijstelling het fiscale verlies.

Tip! Haal winsten naar voren, laat voorzieningen vrijvallen en maak optimaal gebruik van het huidige tarief van 14%

Bv kan giften niet meer aftrekken

In 2023 kunnen bv’s binnen bepaalde grenzen giften aan goededoelenorganisaties aftrekken. Per 1 januari 2024 vindt een vereenvoudiging van het schenken via de bv aan goede doelen plaats. In dat verband komt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting te vervallen. Maar giften die via de bv plaatsvinden zal de Belastingdienst in beginsel evenmin aanmerken als belast dividend.

Tip! Een gift via een bv aan een kwalificerende goedendoelenorganisatie blijft vrijgesteld van schenkbelasting.

Bij overheidsingrijpen ruimere HIR

Via de herinvesteringsreserve (HIR) is belastingheffing over een boekwinst onder voorwaarden uit te stellen. Na 2024 vindt een verruiming van de voorwaarden plaats. Daardoor kan een IB-ondernemer na een door de overheid gedwongen gedeeltelijke staking van de ene onderneming ook een HIR vormen in een andere, al bestaande onderneming. De eis van het herinvesteringsvoornemen blijft bestaan.

Tip! De ondernemer kan de belastingclaim ook doorschuiven naar een nieuwe onderneming.

Conserverende aanslag excessief lenen

Bij emigratie kan een conserverende aanslag worden opgelegd om een belastingclaim die in Nederland is ontstaan veilig te stellen. Als een dga emigreert, een conserverende aanslag met uitstel van betaling ontvangt en na emigratie bovenmatig (excessief) van een nieuwe buitenlandse vennootschap leent, kan dit het uitstel van betaling beëindigen. Voorgesteld wordt de wet hierop aan te passen, met als doel dat invordering van de conserverende aanslag alleen plaatsvindt indien en voor zover bovenmatig (excessief) wordt geleend van een vennootschap waarop de conserverende aanslag betrekking heeft en de schuldtoename niet al eerder het uitstel van betaling heeft beëindigd.

Let op! Invordering van de conserverende aanslag kan plaatsvinden voor zover bovenmatig wordt geleend van vennootschappen ter zake waarvan aan de dga een conserverende belastingaanslag met uitstel van betaling is verleend.

Verliezen bij geruisloze terugkeer

Als wordt besloten om de onderneming van een bv voortaan vanuit een IB-onderneming uit te oefenen, dan kan dit onder voorwaarden zonder directe belastingheffing (geruisloze terugkeer). Verrekenbare verliezen van de bv kunnen dan meegenomen worden naar de IB-onderneming. Om te voorkomen dat de verrekenbare verliezen bij de IB-onderneming door tariefverschillen een groter belastingvoordeel opleveren, wordt het bedrag aan mee te nemen verliezen op forfaitaire wijze berekend. Abusievelijk was dit niet juist in de wet van 2023 opgenomen. Bij besluit van 6 juli 2023 is al bepaald dat dit, vooruitlopend op de wetswijziging, met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 wordt aangepast. Nu wordt voorgesteld dit in de wet aan te passen.

Tip! Beoordeel regelmatig of de bv vanuit fiscaal oogpunt en vanuit het oogpunt van aansprakelijkheid nog de juiste rechtsvorm voor de onderneming is.

Nieuwe voorwaarde voor fgr

Wil een fonds voor gemene rekening (fgr) voor de vennootschapsbelasting zelfstandig belastingplichtig blijven, dan moet het per 1 januari 2025 aan een nieuwe voorwaarde voldoen. Het zal dan namelijk een kwalificerend beleggingsfonds of fonds voor collectieve belegging in effecten moeten zijn. De deelgerechtigdheid moet blijken uit verhandelbare bewijzen van deelgerechtigdheid.

Let op! Familiefondsen worden door de nieuwe voorwaarde niet langer als fgr aangemerkt.

Strengere voorwaarden voor vbi

Per 1 januari 2025 mogen alleen beleggingsinstellingen en instellingen voor collectieve beleggingen in effecten conform de Wet op het financieel toezicht vrijgestelde beleggingsinstellingen (vbi’s) zijn. De vbi’s mogen alleen rechten van deelneming aanbieden aan een breed publiek of aan institutionele beleggers. Hiermee vervalt de mogelijkheid om gebruik te maken van het vbi-regime bij het beleggen van privévermogen.

Let op! Lichamen die niet voldoen aan deze nieuwe voorwaarden, verliezen hun vbi-status op 1 januari 2025, zelfs als het boekjaar afwijkt van het kalenderjaar.

Vervallen belastingplicht open cv

Nu kan een commanditaire vennootschap (cv) open of besloten zijn. Als alle vennoten toestemming moeten geven voor het toetreden of vervangen van een commanditaire vennoot, is er sprake van een besloten cv en wordt het resultaat bij de vennoten belast. In alle overige gevallen is er sprake van een open cv en wordt het resultaat bij de cv met vennootschapsbelasting belast. Dit onderscheid is niet in overeenstemming met de wetgeving in andere landen en komt daarom te vervallen: vanaf 1 januari 2025 zijn open cv’s in beginsel niet meer zelfstandig belastingplichtig, maar wordt het resultaat bij de vennoten van die cv belast.

Let op! Er is overgangsrecht aangekondigd om ongewenste fiscale gevolgen van deze wijziging te voorkomen. Dit overgangsrecht geldt niet voor open cv’s die na 19 september 2023 om 15.15 uur worden opgericht.

– Terug naar boven – 

BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEITEN

BOR

Als ondernemingsvermogen wordt overgedragen door schenking of vererving, kan dat tot heffing van schenk- of erfbelasting leiden. Om te voorkomen dat de continuïteit van een onderneming hierdoor in gevaar komt, kan er gebruik worden gemaakt van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR). Daardoor is geen of minder erf- of schenkbelasting verschuldigd.

Doorschuifregelingen

De overdracht van ondernemingsvermogen leidt vaak tot de heffing van inkomstenbelasting. Er zijn diverse doorschuifregelingen (DSR) die ervoor zorgen dat deze heffing in bepaalde situaties wordt uitgesteld, zodat de continuïteit van de onderneming niet in gevaar komt. Eén van die doorschuifregelingen is specifiek gericht op de schenking van een aanmerkelijk belang (de DSR ab). Een aanmerkelijk belang is, simpel gezegd, een belang dat minimaal 5% van de aandelen in een vennootschap vertegenwoordigt.

Geen faciliteit voor verhuurd vastgoed

In principe komt enkel ondernemingsvermogen in aanmerking voor de BOR en de DSR ab. Dat leidt tot veel discussies, zeker bij verhuurd vastgoed: is het beleggings- of ondernemingsvermogen? Vanaf 2024 is aan derden verhuurd vastgoed altijd beleggingsvermogen voor de BOR en de DSR ab. Dat geldt ook voor koppelaankopen die nu nog als ondernemingsvermogen worden aangemerkt. Verhuurd vastgoed wordt voortaan gedefinieerd als vastgoed dat feitelijk ter beschikking is gesteld aan derden. Is dat op het moment van overdracht niet het geval, maar is het vastgoed daar wel voor bestemd, dan wordt het ook aangemerkt als beleggingsvermogen.

Let op! Kortdurende terbeschikkingstelling, zoals bijv. bij hotelkamers, valt niet onder de voorgestelde maatregel. Dit geldt ook voor teeltpachtovereenkomsten.
Let op! Er geldt een tijdsevenredige benadering voor vastgoed dat een deel van het jaar in de eigen onderneming wordt gebruikt en het andere deel van het jaar wordt verhuurd.

Afschaffen doelmatigheidsmarge

De BOR en de DSR ab bevatten een doelmatigheidsmarge: bij vennootschapsbelastingplichtige vennootschappen wordt het beleggingsvermogen ter grootte van maximaal 5% van het ondernemingsvermogen aangemerkt als ondernemingsvermogen. Hierdoor kan voor een deel van het beleggingsvermogen toch gebruik worden gemaakt van de BOR en de DSR ab. Voorgesteld is de doelmatigheidsmarge voor de BOR per 1 januari 2025 af te schaffen. Ook voor de DSR ab wordt de marge afgeschaft, maar dit kan pas later worden gerealiseerd. Het tijdstip wordt nog nader bepaald.

Privé en zakelijk gebruikt

Voor de BOR en de DSR ab is sprake van ondernemingsvermogen als een bedrijfsmiddel verplicht ondernemingsvermogen is (in de regel max. 10% privégebruik) of keuzevermogen dat is aangemerkt als ondernemingsvermogen (zakelijk gebruik tussen 10% en 90%). Nu wordt het keuzevermogen in zo’n geval in zijn geheel voor de BOR en de DSR ab als ondernemingsvermogen aangemerkt. Voorgesteld is voortaan enkel het deel van het bedrijfsmiddel dat zakelijk wordt gebruikt als ondernemingsvermogen voor de BOR en de DSR ab aan te merken. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze wijziging is 1 januari 2025.

Tip! De maatregel wordt beperkt tot bedrijfsmiddelen met een waarde in het economische verkeer van minimaal € 100.000 en een gebruik voor andere dan ondernemingsdoeleinden van meer dan 10%.

Let op! Dit betekent dat voor diverse bedrijfsmiddelen het percentage van gebruik voor andere dan ondernemingsdoeleinden moet worden bepaald. Dit levert extra kosten op bij een bedrijfsoverdracht.

Vervallen dienstbetrekkingseis DSR ab

De DSR ab kan op dit moment alleen worden toegepast als de bedrijfsopvolger al minimaal 36 maanden in dienst is van de vennootschap waarvan de aandelen worden geschonken. Voorgesteld is om deze dienstbetrekkingseis met ingang van 2025 te laten vervallen.

Let op! Er is ook een DSR voor de overdracht van een onderneming voor de inkomstenbelasting bij leven. Ook die DSR kent een dienstbetrekkingseis, maar deze komt niet te vervallen.

Minimumleeftijd verkrijger bij schenking

Voorgesteld is om een minimumleeftijd in te voeren voor de verkrijger die een onderneming geschonken krijgt. Alleen als de verkrijger minimaal 21 jaar is, kunnen de DSR ab en de BOR worden toegepast. Hiermee wordt beoogd onbedoeld gebruik van de regelingen tegen te gaan. De invoering van de minimumleeftijd is gepland voor 1 januari 2025.

Let op! De minimumleeftijd gaat niet gelden voor bedrijfsopvolgingen als gevolg van overlijden, omdat daarbij onbedoeld gebruik niet snel aan de orde is.

Aanpassing vrijstelling BOR

De BOR stelt nu 100% van de waarde in het economische verkeer van de onderneming bij voortzetting vrij tot een bedrag van € 1.205.871 per onderneming (dat bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd). Als de waarde hoger is, geldt voor het meerdere een vrijstelling van 83%. Vanaf 2025 wordt 100% van de waarde bij voortzetting tot een bedrag van € 1.500.000 vrijgesteld. Voor het meerdere geldt dan nog slechts een vrijstelling van 70%. 

Beperking kwalificerende belangen

De BOR en de DSR ab gelden voor aanmerkelijk belangen. Daarbij gaat het om belangen van minimaal 5% van reguliere aandelen in een vennootschap, maar ook om andere, kleinere belangen. Voorgesteld is om de regelingen met ingang van 1 januari 2026 voornamelijk te beperken tot reguliere aandelen met een minimaal belang van 5% in het geplaatste kapitaal, zodat de regeling meer gericht wordt op familiebedrijven. De regelingen blijven wel van toepassing op preferente aandelen die zijn uitgegeven in het kader van een bedrijfsopvolging en op bepaalde verwaterde belangen.

Let op! Deze maatregel wordt verder uitgewerkt in het Belastingplan 2025.

Bezits- en voortzettingseis BOR

De BOR kan enkel worden toegepast als de erflater of schenker de onderneming al een bepaalde tijd in bezit had en de onderneming gedurende een bepaalde tijd door de verkrijger wordt voortgezet. Voorgesteld wordt om de bezits- en de voortzettingseis te versoepelen. Onderzocht wordt hoe een verkorting van de vijfjaarstermijn kan worden vormgegeven. In het Belastingplan 2025 wordt dit voorstel nader uitgewerkt. De beoogde ingangsdatum is 1 januari 2026.

Aanpak constructies BOR

In het Belastingplan 2025 wordt een voorstel uitgewerkt om misbruik van de BOR door middel van constructies aan te pakken. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het omzetten van niet-ondernemingsvermogen in ondernemingsvermogen met als enige doel het voordelig kunnen overdragen van dit vermogen. De beoogde inwerkingtredingsdatum van deze maatregelen is 1 januari 2026.

– Terug naar boven – 

WERKGEVER

Vrije ruimte werkkostenregeling

In 2023 bedraagt de vrije ruimte voor de werkkostenregeling 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000. Over het deel van de fiscale loonsom dat hoger is dan € 400.000, bedraagt de vrije ruimte 1,18%. Vanaf 2024 wordt het percentage van de vrije ruimte verlaagd van 3% naar 1,92% over een fiscale loonsom tot € 400.000.

Tip! Zorg ervoor dat dit jaar nog optimaal gebruikgemaakt wordt van de vrije ruimte binnen de werkkostenregeling.

OV-abonnementen en voordeelurenkaarten

Er is een voorstel om het privégebruik van OV-abonnementen of voordeelurenkaarten die vergoed of verstrekt worden, gericht vrij te stellen. Dit betekent dat werkgevers deze altijd belastingvrij kunnen aanbieden, zolang het aannemelijk is dat ze (ook) gebruikt zullen worden voor zakelijke reizen, zoals woon-werkverkeer.

Tip! Werkgevers hoeven dan geen registratie meer bij te houden van het privé- en zakelijk gebruik om in aanmerking te komen voor de vrijstelling.

– Terug naar boven – 

BTW & ACCIJNZEN

Btw-tarief op agrarische goederen en diensten

Bepaalde agrarische goederen zijn belast tegen het verlaagde btw-tarief (9%), zoals bijvoorbeeld stro, zaden en pootgoed. Wegens het vervallen van de landbouwregeling stelt het kabinet voor om ook het algemene tarief (21%) toe te passen op de levering van bepaalde agrarische goederen per 1 januari 2025.

Tanken wordt nóg duurder

Op 1 april 2022 voerde het kabinet een tijdelijke accijnsverlaging door om de sterk stijgende brandstofprijzen te compenseren. Deze compensatie liep uiteindelijk door tot 1 juli 2023. Per die datum zijn de accijnswijzigingen deels weer teruggedraaid. Het plan is om per 1 januari 2024 ook het resterende deel van de accijnsverlaging van 2022 te beëindigen.

– Terug naar boven – 

VASTGOED

Beperking afschrijving gebouwen in IB

Ondernemers, resultaatgenieters en rechtspersonen mogen gebouwen slechts tot een bepaalde waarde afschrijven de zogeheten bodemwaarde. De hoogte van de bodemwaarde is op dit moment verschillend voor de IB en VPB en is bovendien afhankelijk van de wijze waarop het gebouw wordt gebruikt (in eigen gebruik of ter belegging). Nu geldt in de IB een ruimere afschrijvingsmogelijkheid voor gebouwen in eigen gebruik dan in de VPB. Het kabinet wil dit onderscheid wegnemen door de bodemwaarde voor alle gebouwen vast te stellen op de WOZ-waarde.

Let op! Hiermee worden in de IB de afschrijvingsmogelijkheden voor gebouwen in eigen gebruik aanzienlijk beperkt, evenals – indien aan de orde – de toepassing van de herinvesteringsreserve.

Samenloopvrijstelling aandelentransacties

In de praktijk worden onroerende zaken regelmatig via een aandelentransactie overgedragen om btw of overdrachtsbelasting te vermijden. Het kabinet stelt voor om de zogenoemde samenloopvrijstelling in de overdrachtsbelasting per 1 januari 2025 zodanig te wijzigen dat er in ieder geval 4% overdrachtsbelasting wordt geheven wanneer het:

  • nieuwe onroerende zaken voor de btw betreft
  • die voor minder dan 90% btw-belast worden geëxploiteerd of
  • dat zich dit binnen twee jaren na het moment van verkrijging voordoet.

Dit wordt bereikt door de toepassing van de samenloopvrijstelling in die gevallen uit te sluiten.

Gezamenlijke aankoop eigen woning

Als partners besluiten om eerst gezamenlijk een eigen woning te kopen en daarna pas de woning van één van beide partners te verkopen, kan dit op grond van de huidige wetgeving ertoe leiden dat de aftrek van de (hypotheek)rente wordt beperkt. Voorgesteld wordt om de wet met terugwerkende kracht naar 1 januari 2022 aan te passen, zodat deze ongewenste renteaftrekbeperking wordt voorkomen.

Tip! Het is mogelijk dat deze situatie zich al heeft voorgedaan in de aangifte inkomstenbelasting 2022. Dien in dat geval een bezwaarschrift of verzoek tot ambtshalve vermindering in en verwijs naar het Belastingplan 2024.

Fbi-regime bij beleggen in vastgoed

Vanaf 1 januari 2025 komt een lichaam dat direct belegt in vastgoed niet meer in aanmerking voor toepassing van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) (0% vennootschapsbelasting). De winst van zo’n lichaam wordt daardoor belast tegen het reguliere vennootschapsbelastingtarief.

Tip! Als beleggers in fbi’s met Nederlands vastgoed fiscaal neutraal willen blijven beleggen, is er de mogelijkheid om te herstructureren. Dit kan onder meer door het vastgoed onder te brengen in een voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant lichaam.

Let op! De invoering van de nieuwe definitie van fbi op 1 januari 2025 kan voor de Belastingdienst reden zijn om een vaststellingsovereenkomst (ATR) te beëindigen. De ATR blijft in stand voor onderwerpen waarop de nieuwe definitie van de fbi geen invloed heeft.

Tijdelijke vrijstelling OVB

Er komt een voorwaardelijke vrijstelling voor de overdrachtsbelasting (OVB) die verband houdt met het niet langer van toepassing zijn van het regime voor fiscale beleggingsinstellingen (fbi) op lichamen die direct in vastgoed beleggen. De voorwaardelijke vrijstelling geldt vanaf 1 januari 2024 tot 1 januari 2025 en alleen bij een voorgeschreven herstructurering voor de verkrijging van de economische eigendom van vastgoed.

Let op! De vrijstelling geldt alleen als de fbi een transparant lichaam opricht, de bewijzen van deelgerechtigheid daarin verkrijgt, de economische eigendom van het vastgoed daarin inbrengt en daarna de bewijzen van deelgerechtigheid overdraagt aan de aandeelhouders.

– Terug naar boven – 

AUTO & MOBILITEIT

Verhoging onbelaste reiskostenvergoeding

Een werkgever mag in 2023 aan zijn werknemers een onbelaste reiskostenvergoeding van maximaal € 0,21 per zakelijke kilometer (inclusief woon-werkverkeer) toekennen. Deze maximale onbelaste vergoeding wordt per 1 januari 2024 verhoogd naar € 0,23 per kilometer. De verhoging geldt ook voor de inkomstenbelasting, zodat ondernemers en resultaatgenieters € 0,23 per kilometer in aftrek op hun resultaat mogen brengen voor elke zakelijke kilometer die zij met hun privévervoermiddel (auto, motor of fiets) rijden.

Tip! Woonwerkkilometers mag u meetellen als zakelijke kilometers.

Wijzigingen MRB

Het kabinet stelt voor om:

  • Het nihil- of lager tarief MRB voor personen- en bestelauto’s, geregistreerd met de brandstofsoort LPG, CNG en LNG, per 1januari 2026 af te schaffen.

Voor oldtimers geldt een specifieke MRB-regeling. Voertuigen die 40 jaar of ouder zijn, zijn vrijgesteld van MRB. Het kabinet stelt voor om de oldtimersvrijstelling in de MRB voor auto’s vanaf 40 jaar met ingang van 2028 te versoberen tot motorrijtuigen die voor 1988 zijn gebouwd (met een datum eerste toelating vóór 1 januari 1988).

– Terug naar boven – 

(VERMOGENDE) PARTICULIEREN

Tarieven IB 2024 niet-AOW-er
Belastingplichtigen die aan het begin van 2024 nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt, krijgen in 2024 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken.

Tarief inkomstenbelasting 2024
Box 1- tariefBel.ink. meer dan (€)maar niet meer dan (€)Tarief 2024 (%)  
Schijf laag tarief75.62436,97%
Schijf hoog tarief75.62449,50%
Tarief inkomstenbelasting 2023
Box 1- tariefBel.ink. meer dan (€)maar niet meer dan (€)Tarief 2023 (%)  
Schijf laag tarief73.03136,93%
Schijf hoog tarief73.03149,50%

Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie minder of geen premies volksverzekeringen gelden, is een andere tariefstructuur van toepassing.

Tarieven IB 2024 AOW-er

Belastingplichtigen die aan het begin van 2024 de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt en zijn geboren na 1946, krijgen in 2024 naar verwachting met de volgende tariefschijven te maken. 

Tarief inkomstenbelasting 2024 (AOW-ers)
Box 1- tariefBel.ink. meer dan (€)maar niet meer dan (€)Tarief 2024 (%)  
Tarief schijf 138.139*19,07%
Tarief schijf 238.13975.62436,97%
Tarief schijf 375.62449,50%

*Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 40.077

Tarief inkomstenbelasting 2023 (AOW-ers)
Box 1- tariefBel.ink. meer dan (€)maar niet meer dan (€)Tarief 2023 (%)  
Tarief schijf 137.149*19,03%
Tarief schijf 237.14973.03136,93%
Tarief schijf 373.03149,50%

* Geboren voor 1946: schijf 1 tot € 38.703

Deze percentages zijn inclusief premies volksverzekeringen. Voor wie andere premies volksverzekeringen gelden, is een andere tariefstructuur van toepassing.

Gewijzigde heffingskortingen

Hieronder zijn de wijzigingen in heffingskortingen opgenomen zoals vermeld in de Memorie van toelichting van het Belastingplan 2024. Deze betreffen belastingplichtigen die jonger zijn dan de AOW-leeftijd. Voor mensen die ouder zijn dan de AOW-leeftijd gelden lagere maxima.

Heffingskortingen2024 (€)2023 (€)
Algemene heffingskorting maximaal3.3743.070
Arbeidskorting maximaal5.5535.052
Inkomensafhankelijke combinatiekorting maximaal2.9612.694
Jonggehandicaptenkorting902820
Verhoging tarief box 3 naar 34%

Het kabinet stelt voor om het tarief in box 3 met twee procentpunten te verhogen naar 34%. In 2025 zal het tarief in box 3 dan ongewijzigd blijven. Daarnaast stelt het kabinet voor om het heffingvrij vermogen in box 3 niet te indexeren per 1 januari 2024, waardoor ook in 2024 een heffingvrij vermogen van € 57.000 per persoon (€ 114.000 voor fiscale partners) geldt.

Let op! Een nieuw box 3 stelsel is uitgesteld tot 2027. 

Tip! Als het werkelijke rendement uit sparen en beleggen lager is dan het forfaitaire rendement, maak dan bezwaar tegen de aanslag.

Aandeel VvE en gelden derdenrekening

Per 1 januari 2023 is een tijdelijke regeling voor de box 3-heffing in werking getreden, met als doel om de forfaitaire rendementen beter aan te laten sluiten op de werkelijke rendementen. Bezittingen kunnen behoren tot de categorie banktegoeden (forfaitair rendement in 2023 voorlopig 0,36%) of overige bezittingen (forfaitair rendement in 2023 6,17%). Het kabinet stelt voor om lidmaatschapsrechten in een VvE en gelden op een derdenrekening met terugwerkende kracht naar 1 januari 2023 in de (lager belaste) categorie banktegoeden onder te brengen.

Onderlinge vorderingen en schulden

Vanaf 1 januari 2023 geldt voor vorderingen een hoger forfaitair rendement (6,17%) dan voor schulden (voorlopig in 2023 2,46%). Hierdoor ontstaat bij onderlinge vorderingen en schulden tussen fiscale partners en tussen ouders en minderjarige kinderen een hoger box 3-inkomen dan onder de regeling die tot 1 januari 2023 gold. Om dit te voorkomen stelt het kabinet voor om deze vorderingen en schulden met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 voor box 3 buiten beschouwing te laten (defiscaliseren).

Let op! Onderlinge vorderingen en schulden kunnen bijvoorbeeld optreden door een verrekenbeding dat is opgenomen in de huwelijkse voorwaarden.

IACK strenger bij co-ouderschap

De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is een heffingskorting voor alleenstaanden of minstverdienende partners die arbeid en zorg voor een kind combineren. Bij co-ouderschap moet de zorg voor het kind door de co-ouders in gelijke mate worden verdeeld. Door een arrest van de Hoge Raad was daarvan al sprake bij 78 dagen zorg aan het kind in een kalenderjaar door één van de co-ouders.  Vanaf 1 januari 2024 moeten co-ouders ieder ten minste 156 dagen van het kalenderjaar voor het kind zorgen.

Tip! De eis van 156 dagen geldt per kalenderjaar, maar h

Ook interessant

Gerelateerde berichten Berichten

Blijf op de hoogte dankzij de inzichten van onze specialisten. Lees nieuws en blogs over ‘dienst’ die nieuwe invalshoeken bieden op actuele onderwerpen.